Drugs legaliseren is geen goed idee, ze reguleren wél

Mensen met een verslavingsprobleem moet je helpen, niet opsluiten. 

De war on drugs valt niet te winnen, schrijft Joost Bonte. De hele maatschappij zou gebaat zijn bij regulering.

Joost Bonte

Voormalig straathoekwerker, armoede-expert, gemeenteraadslid Kortrijk (Vooruit).

Als lid van Vooruit was ik gisteren uitgenodigd op het toetredingscongres tot de nieuwe regering in Sint-Niklaas. Voorzitter Conner Rousseau en minister Frank Vandenbroucke hebben de regeringsverklaring toegelicht, zowel de “trofeeën” als de “blutsen en builen”. Er werd kritiek en applaus geoogst en uiteindelijk keurde 88 procent van de stemmers een akkoord goed waarbij de grootste bezorgdheid – ook de mijne – uitgaat naar de socio-economisch zwakste groepen. Werklozen, steuntrekkers, nieuwkomers, vluchtelingen, gepensioneerden en mensen die kampen met een verslavingsproblematiek of die in armoede leven, komen in het vizier en kunnen het hard te verduren krijgen.

Ik ga ervan uit dat de ministers van Vooruit, Les Engagés en CD&V voldoende kracht zullen vinden om erop toe te zien dat de soep niet zo heet wordt gedronken als ze wordt opgediend. We zullen pas over vier jaar weten hoe humaan het beleid was, maar ik ben er alvast niet gerust op.

Wat me in het 202 pagina’s tellende regeerakkoord in het bijzonder opviel, was een zinnetje op pagina 118, onder de noemer verslavingszorg: “Drugs zijn altijd schadelijk en dat moet ook zo gecommuniceerd worden. Druggebruik mag nooit worden genormaliseerd. De regering neemt geen initiatief tot legalisering van drugs.” Daaruit leid ik af dat de regering het huidige beleid gewoon zal voortzetten. Een beleid dat maakt dat mensen op straat verdwaalde kogels vangen, dat folteringen wreder en afrekeningen alsmaar driester worden, dat gezinnen ontwricht raken omdat jonge tieners meer verdienen dan hun ouders, dat politiemensen, cipiers en douaniers – en hun familie – onder druk gezet en afgedreigd worden en dat meer dan de helft van de gevangenispopulatie er zit door drugsgerelateerde feiten of een verslavingsproblematiek. En dat elke overwinning die dat beleid claimt, niet leidt tot problemen in de aanvoer of geen impact heeft op de prijs.

De war on drugs werkt dus niet. Tenzij voor criminele bendes die zich goed georganiseerd hebben.

Als ik de uitdagingen zie waar ons land voor staat en als ik het regeerakkoord lees, kan ik alleen maar vaststellen dat de onderhandelaars het ei van Columbus platgeslagen hebben. Drugs (illegale, alcohol, tabak, slaapmiddelen, antidepressiva) zijn schadelijk en dat moet zo gecommuniceerd worden. Akkoord. Druggebruik mag nooit worden genormaliseerd. Akkoord. De regering neemt geen initiatief tot legalisering van drugs. Niet akkoord! Of toch wel een beetje, maar het hangt af van hoe je de term ‘legalisering’ invult. Daarmee laat je uitschijnen dat je drugs zult kunnen kopen in een snoepwinkel of en grootwarenhuis. Ik verkies daarom de term ‘regulering’ omdat roesmiddelen toch nooit uit de maatschappij te bannen zijn en we er beter een wettelijk kader voor opmaken. Ik som hier enkele redenen op.

Redenen bij de vleet

We moeten 23 miljard vinden om het gat in de begroting te dichten. De winsten die de drugmaffia maakt, worden op 20 miljard geschat en zijn volledig vrijgesteld van belastingen. Daar valt dus wel wat te rapen.

Er zijn geen cijfers beschikbaar over het aantal mensen dat tewerkgesteld is in de drugssector, maar het zullen er niet weinig zijn. Dat regelen zal onze werkgelegenheidsgraad toch met een aantal procentpunten verhogen.

Het illegaal lozen van chemisch afval in bossen en beken komt het milieu niet ten goede.

Onze veiligheids- en hulpdiensten lopen permanent gevaar omdat zowel gebruikers als dealers genoodzaakt zijn in het illegale circuit te werken en ze zich weren als bezeten zodra ze betrapt worden.

Consumenten lopen hoge gezondheidsrisico’s omdat producten niet op een gecontroleerde manier gefabriceerd en verdeeld worden.

De overbevolking en het leefklimaat in de gevangenissen worden bepaald door de illegaliteit van roesmiddelen en maken het werk van cipiers gevaarlijk of zelfs onmogelijk. Bovendien wordt er druk gezet op mensen die gevangenen gaan bezoeken om drugs binnen te smokkelen.

Jongeren die moeilijk aansluiting vinden bij de maatschappij en mensen op cruciale posities in de aan- en doorvoer van drugs zijn gemakkelijke prooien voor de criminelen: ze laten zich – tegen flinke betaling of afdreiging – voor de kar van de drugsmaffia spannen.

Mensen die uitgesloten en gediscrimineerd worden op de woon- en arbeidsmarkt zijn heel vatbaar voor de lucratieve verdiensten in die sector.

Het overgrote deel van de middelengebruikers doet dat recreatief en behoudt perfect de controle. Voor diegenen met een verslavingsgevoeligheid wacht nu veeleer de gevangenis dan de hulpverlening.

Er word gigantisch veel geïnvesteerd in de repressieve aanpak van illegaal gemaakte drugs en gezien de resultaten (geen!) kun je dat perfect omschrijven als ‘symboolpolitiek’ en ‘emobeleid’.

Ik hoop dat er toch iemand in de nieuwe regering of het parlement het verschil duidt tussen ‘legalisering’ en ‘reglementering’ en we vooralsnog een grondige discussie krijgen over een slim, menselijk, ambitieus, rechtvaardig en totaal drugsbeleid, een beleid dat deskundig en doeltreffend is.