War on drugs opvoeren biedt geen soelaas

Verschenen in De Tijd op 09 juli 2021

De war on drugs opvoeren biedt geen soelaas. Waarom het verdienmodel in stand houden? Ook legale producenten zijn gehaaid, maar ze hanteren geen dodenlijst en je kunt ze reguleren.

De schokkende aanslag op de misdaadjournalist Peter R. de Vries doet het debat over het drugsbeleid weer volop oplaaien, in Nederland én in België. Alle commentatoren zijn het erover eens: georganiseerde criminelen worden steeds driester, onze rechtsstaat wordt belaagd en ondermijnd.

Sommige politici spelen bijzonder snel in op de publieke emotie, en zien een opportuniteit om hun eigen politieke agenda en hun fel ideologisch gekleurde visie op drugs en het drugsbeleid te bestendigen. Tijd voor een zoveelste tienpuntenplan! Een Belgisch Drugs Enforcement Agency! Nog strengere straffen! Een uitbreiding van de repressieve capaciteit! Meer opsporingsbevoegdheden!

In 2013 vond de N-VA de war on drugs opnieuw uit, niettegenstaande men wereldwijd allang tot het besef was gekomen dat die aanpak op termijn nooit zou werken. De partij negeerde daarmee de aanbevelingen van de vorige parlementaire werkgroep drugs. Dat ze toentertijd al aangaf dat enkel een inspanningsverbintenis mogelijk was en geen resultaatsverbintenis, was een veeg teken. ‘We zijn de drugshandel aan het ontwrichten!’, riep men onderweg nog een paar keer. Arrestaties en recordvangsten moesten het succes bewijzen. Vandaag is de tussentijdse conclusie vanuit die hoek dezelfde: de ‘ziekte’ moet alweer een beleidsprioriteit worden, de war on drugs moet nog meer worden opgevoerd.

Drugsexperten overal ter wereld, terreindeskundigen – inclusief Peter de Vries zelf – en veel mensen bij politie en justitie baseren zich op de beschikbare wetenschappelijke inzichten om te wijzen op de contraproductieve effecten van de repressieve logica. Het maakt niet uit hoe indrukwekkend de recordvangsten ogen, voor de aanvoer van drugs maakt dat absoluut geen verschil. Het uitschakelen van grote drugsdealers lokt enkel een onderwereldoorlog uit, een bittere strijd om de controle over marktsegmenten, met gewelddadige conflicten als gevolg. In zo’n oorlog zijn het de gewelddadigste criminelen die de top bereiken. Het type dat vervelende journalisten of advocaten op een hitlijst plaatst.

In Latijns-Amerika leidde de war on drugs (met de inzet van het leger) tot een almaar escalerende wapenwedloop tussen politie en criminelen, steeds driester geweld en meer corruptie, en een verdere versplintering én verspreiding van drugskartels over het continent. Met spierballengerol breng je de volgende generatie megavissen niet op andere gedachten.

Het Amerikaanse Drugs Enforcement Agency (DEA) werd in 1973 opgericht door president Richard Nixon, een doorstart van het Federal Bureau of Narcotics dat al in 1930 was geïnstalleerd. 90 jaar later mogen we concluderen dat de vijand niet kreupel is geslagen. Integendeel, hij is sterker dan ooit.

Spiraal

Bij ons leidde de war on drugs tot een resem granaataanslagen en schietincidenten, en bedreigingen tegen journalisten en advocaten. Het kraken van de versleutelde chatdienst Sky ECC lijkt een gewonnen veldslag, maar een gamechanger op lange termijn zal dat niet zijn. Dat weet elke drugsspeurder, journalist en politicus. De drugsoorlog wordt een eindeloze spiraal van geweld, van immer meer budgetten, capaciteit, Bearcats (de pantserwagen die wordt ingezet in de strijd tegen drugsgeweld in Antwerpen) en opsporingsbevoegdheden, en beter georganiseerde criminelen.

In februari vierden we het honderdjarige bestaan van het repressieve recept in België, en toch worden aan de toeterende politici weinig kritische vragen gesteld. Hoe verhoudt de kostprijs van de repressieve aanpak zich tot de reële opbrengsten? Als men weet dat een kilo cocaïne 300 keer in waarde stijgt tussen het illegale laboratorium in de jungle en de levering op de Antwerpse havenkade, waarom houden we dan wetens en willens dat verdienmodel voor georganiseerde criminelen en de winstgevendheid van de illegale drugshandel in stand?

Legale producenten van roesmiddelen zijn ook gehaaid, maar ze hanteren geen dodenlijst en je kunt ze reguleren. Politici krijgen telkens opnieuw een forum om hun oorlog te verdedigen, terwijl ze zelf toegeven dat die nooit te winnen is. ‘We moeten nu eenmaal, omdat het niet anders kan’, is de oneliner die te veel mensen blijven slikken. Moet repressie niet enkel gericht zijn op hoogtechnologische ‘smart policing’ tegen de coördinatoren, de investeerders en de meest gewelddadige elementen? Waarom mag het verzoek om een onderzoek naar de alternatieve scenario’s en de buitenlandse modellen van experten en bewegingen als SMARTonDrugs en STOP1921 kritiekloos als ‘naïef’ en ‘immoreel’ worden weggezet?

Het debat over het drugsbeleid is geen louter theoretische kwestie. Het is een van de meest urgente maatschappelijke kwesties, waarbij dagelijks veel slachtoffers vallen, zowel bij mensen die drugs gebruiken, als in de illegale drugshandel. Politici die alle wetenschappelijke evidentie negeren ter wille van hun eigen morele kompas zijn niet naïef, ze maken doelbewust gebruik van de publieke emotie om met spierballengerol stemmen te winnen. Beweren dat er geen alternatieven zijn, en ze onbespreekbaar houden, dat is pas immoreel.