Steven Debbaut, woordvoerder van de vzw SMART on Drugs, gepubliceerd in De Morgen op 24 februari 2019 |
De nieuwsberichten over (illegale) drugs zijn vaste kost in onze media: terwijl afgelopen woensdag melding werd gemaakt van bijna 100 kilogram cocaïnevangst in de Antwerpse haven (Gazet Van Antwerpen, 20/2), worden we vandaag geconfronteerd met het overlijden van een personeelslid van een bekende Gentse discotheek aan een hoge dosis MDMA (DM 18/2). We missen echter een debat ten gronde, we blijven werken met een verouderde wetgeving die de nodige slagkracht mist om het fenomeen ten gronde en met betere resultaten inzake maatschappelijk welzijn aan te pakken.
De Belgische overheid vertrekt nog steeds – en mogelijk meer dan ooit: cf. the war on drugs – vanuit de veronderstelling dat verbieden en bestraffen zal leiden tot een daling van het druggebruik en van eventuele maatschappelijke schade daaraan verbonden. Terwijl wereldwijd het inzicht is gegroeid dat die tactieken in de strijd tegen drugs net de winstmarge en macht van criminelen doen toenemen. De successen in de strijd tegen drugs worden ‘bewezen’ met het aantal arrestaties, processen-verbaal en boetes, met het aantal opgerolde plantages, productielabo’s of ontmaskerde drugbendes, met nieuwe recordvangsten of strengere straffen. Allemaal indicatoren die politiële en gerechtelijke activiteit weerspiegelen, en ons wel iets vertellen over hoeveel inspanningen we doen, maar eigenlijk niet staven of we succesvol zijn geweest in het bevorderen van de gezondheid en het welzijn van de bevolking. Het Belgische drugbeleid werd initieel ontwikkeld en geïmplementeerd met het oog op het bereiken van eerbare doelstellingen, zoals een daling van het (problematisch) druggebruik, en van de schade bij individuen en de gemeenschap: minder criminaliteit en een betere gezondheid. Ondertussen is evenwel pijnlijk duidelijk geworden dat het recept dat in de drugwet van 1921 werd vastgelegd – een repressieve tactiek – niet heeft gewerkt; erger nog: contraproductief is gebleken.
Op 24 februari 1921 – vandaag precies 98 jaar geleden – werd de Wet betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, psychotrope stoffen, ontsmettingsstoffen en antiseptica van kracht. Deze basiswet vormt tot op de dag van vandaag de ruggengraat van het Belgische drugbeleid. De drugwet van 1921 werd af en toe bijgesteld via wetswijzigingen, koninklijke besluiten en richtlijnen, maar de essentie is al die tijd gebleven: elk gedrag dat met (illegale) drugs te maken heeft, moet worden bestreden door bestraffing. In het licht van de beperkte wetenschappelijke kennis een eeuw geleden is het begrijpelijk dat de architecten van de toenmalige wet geloofden in het concept van de totale uitroeiing van de drugproductie en het druggebruik. De wetenschappelijke inzichten en ervaringen die sindsdien werden opgebouwd kunnen echter niet meer worden genegeerd. En toch stellen we vast dat ons drugbeleid en de bestrijdingsstrategieën op alle beleidsniveaus nog te vaak door ideologische perspectieven worden aangestuurd.
Ondertussen blijven we kampen met wachtlijsten in de gespecialiseerde drughulpverlening. Er is nog veel werk aan de winkel om een goed uitgerolde drughulpverlening in de gevangenis vorm te geven. Slechts een fractie van de overheidsuitgaven inzake drugs gaat naar preventie. Er is een medisch gesuperviseerde gebruiksruimte in Luik op initiatief van de burgemeester (wereldwijd zijn zulke projecten wetenschappelijk erg positief geëvalueerd), maar de huidige drugwet laat dat eigenlijk niet toe (het verschaffen van een lokaal is strafbaar), en dus riskeren de personeelsleden die er werken technisch gezien juridische vervolging. We blijven een artificieel onderscheid hanteren tussen ‘drugs’ en ‘alcohol en tabak’, terwijl het allemaal risicovolle roesmiddelen zijn, waarrond we een coherent en consistent roesmiddelenbeleid zouden moeten ontwikkelen. Een alcoholplan die naam waardig hebben we niet. Alle internationale barrières voor het uitrollen van een volwaardig systeem voor medicinale cannabis zijn weggevallen, maar in België is toegang tot dit type medicijnen nog geen basisrecht. Er is een wetsvoorstel, maar nog geen politieke meerderheid.
In 1996 heeft een Parlementaire Werkgroep Drugs na een grondig traject een resem aanbevelingen voor het drugbeleid uitgewerkt. Het merendeel van die aanbevelingen werd echter nooit verwezenlijkt. Het is dus hoog tijd om ons drugbeleid op basis van de recente wetenschappelijke inzichten te moderniseren.
Sommige politici alludeerden er wel op, maar wanneer komt die parlementaire werkgroep er nu die ons drugbeleid actualiseert?! Wanneer zetten politici zich echt in om een rationeel en doordacht beleid uit te werken? Zullen we over twee jaar een honderdste verjaardag van een gedateerde strafwet beleven of net de geboorte van doordachte alternatieven?