Drugsmarkten plomp verstoren leidt tot meer geweld

Gepubliceerd op De Wereld Morgen op 01 september 2020

Steven Debbaut

 

De voorbije dagen wederom granaten en beschietingen in Antwerpen met vermoedelijke linken naar het drugsmilieu. We zijn eind 2012 wanneer Bart De Wever verzekert het drugsfenomeen onder controle te zullen krijgen door het lanceren van een ‘war on drugs’. Als vervolgens blijkt dat het aanbod niet daalt, de vraag niet daalt en het geweld escaleert, wordt in de loop der jaren getracht om de verantwoordelijkheid daarvan te leggen bij de federale overheid, wordt een ‘stroomplan’ opgezet (dat ook niet werkt) en eind 2019 spreekt Bart De Wever dan zijn droom uit voor een Belgische variant van de DEA (Drug Enforcement Administration in de VS). Het zijn allen pogingen binnen een zinloze strategie die meer te maken heeft met politiek discours dan met enig evidence based-beleid.

Bijna 200 landen – en aldus een veelvoud van steden – hebben al meer dan 50 jaar lang geprobeerd om illegale drugs onder controle te krijgen door vooral op criminalisering van gebruik en aanbod in te zetten. Als die strategie écht had gewerkt, dan zouden er ondertussen veel landen en steden vooruitgang hebben geboekt. De vraag naar drugs is echter niet gedaald en de drugsmarkten zijn groter en gevaarlijker geworden: meer doden, zieken, criminaliteit, corruptie en geweld. Het loutere feit dat een aantal roesmiddelen in de illegaliteit wordt gehouden, is ook nu nog de belangrijkste pushfactor voor criminele ondernemers, die aangetrokken worden door de enorme winstmarges en die zich bovendien niet door de risico’s op bestraffing laten afschrikken.

Het effect van repressieve strategieën met betrekking tot drugs valt te vergelijken met het duwen op een waterbed. Hoe meer en hoe harder men met harde hand een fenomeen op een bepaalde plaats en in een bepaalde verschijningsvorm bestrijdt (push down), hoe vaker het op een andere plaats – maar minder zichtbaar en bijgevolg minder beheersbaar – terugkeert (pop up). Repressie leidt in de eerste plaats tot geografische verschuivingen (verplaatsing van de activiteiten naar een andere wijk bijvoorbeeld).

Naast de realiteit van de geografische verschuivingen, is er een reëel risico op een verhoogde graad van (straat)geweld. Dit laatste is een pervers effect van het blind verstoren van bestaande ‘marktsystemen’, waardoor de betrokken drug-actoren met geweld nieuwe machtsverhoudingen uittekenen. Grootschalig onderzoek – door middel van systematische reviews en meta-analyses die de resultaten van relevante studies bundelen en nagaan – met betrekking tot drugsverkoop in steden suggereert dat toenemende politionele handhaving van de drugswetgeving het geweld in verband met drugsmarkten niet vermindert. Integendeel, de studies geven aan dat wapengeweld en hoge moordcijfers samenhangen met het drugsverbod en dat het verstoren van de drugsmarkten paradoxaal genoeg het geweld kan doen toenemen. Aangezien het drugsverbod het drugsaanbod niet op zinvolle wijze heeft verminderd, zijn alternatieve reguleringsmodellen en strategieën nodig om het drugsaanbod en het geweld rond de drugsmarkt doeltreffend te reduceren.

Niet alle drugsdealers zijn even destructief, ook vanuit de politie en de wetshandhaving kan er gewerkt worden vanuit een model waarin schadebeperking het uitgangspunt is. Het vraagt een andere manier van denken over strategische politionele beslissingen, het vraagt om stil te staan bij zowel de positieve als mogelijk negatieve gevolgen van bepaalde interventies. Net zoals niet alle verkopers routinematig geweld gebruiken, hebben niet alle verkopers minderjarigen in dienst als ‘loopjongens’, omzeilen niet alle verkopers handhaving door omkoping en bezetten niet alle verkopers publieke ruimtes op een manier die het dagelijks leven verstoren (sommigen verkopen alleen binnen sociale netwerken of spreken individueel af met bestaande contacten). In onder meer North Carolina (VS) werden goede resultaten geboekt met ‘strategische ontwrichtingen’ van drugsmarkten, gericht op het veranderen van gedragspatronen van drugsverkopers zodat ze een gemeenschap zo min mogelijk schade toebrengen. Dit kan onder meer gerealiseerd worden door gerichte acties naar de meest gewelddadige drugsverkopers en naar die drugsmarkten die het meest toegankelijk zijn voor jongeren.

Het toepassen van een dergelijke ‘harm reduction-aanpak’ met betrekking tot de wetshandhaving aan de drugaanbodzijde kan een waardevolle strategie zijn, maar lijkt voorlopig niet overwogen te worden. Het reguleren van drugs in plaats van ze te verbieden, is mogelijk nog een groter taboe, terwijl net daar de structurele oplossing ligt. Hoewel regulering van drugs vaak voorgesteld wordt als een ‘liberalisering’ of een ‘afzwakken’ van de wetgeving, is het de facto het tegenovergestelde: het gaat erom de handel in drugs onder een wettelijk kader te brengen, zodat men strikte controles kan toepassen. Strikte controle kan men onmogelijk toepassen onder een algeheel verbod. Regulering maakt het mogelijk dat de overheid kan controleren welke producten kunnen worden verkocht, op welke wijze (bijvoorbeeld via een non-profit-model, via apothekers, op voorschrift, etc.), wie toegang tot ze krijgt, en waar ze mogen worden verkocht.

 

Steven Debbaut is criminoloog, onderzoeker bij de UGent en woordvoerder van SMART on Drugs.

SMART on Drugs (www.smartondrugs.be) pleit als burgerbeweging voor de hervorming van het Belgische drugbeleid. Zij ijvert voor een deskundige aanpak waarin het welzijn van mensen voorop staat. De oprichters van SMART on Drugs zijn experten uit het drugveld: academici, onderzoekers, preventiewerkers, hulpverleners, enz.