Criminoloog Tom Decorte over war on drugs: “Wat baten kaars en bril als de uil niet zien wil?”

Gepubliceerd in De Morgen op 02 april 2019
Tom Decorte is hoogleraar criminologie (UGent).

Op de website van De Morgen verscheen dit weekend een opiniestuk van Valerie Van Peel en Sophie De Wit, beide kamerleden voor de N-VA. Het is volgens hun evangelie waanzin om te beweren dat regulering een zinnig alternatief is voor de strijd tegen de georganiseerde misdaad. Academici, politici en activisten die ijveren voor regulering zouden op zijn minst deze ‘eenvoudige waarheid’ moeten respecteren. Wie in de logica van de auteurs meestapt, moet dus ook geloven dat de strategie van de N-VA, de war on drugs, de enige ‘oplossing’ is die werkt.

De argumenten die de auteurs gebruiken om hun stelling te onderbouwen, zijn klassiekers in het soort van discours dat al vele decennia de repressieve aanpak van drugs moet ondersteunen. Bijna tweehonderd landen hebben meer dan vijftig jaar lang geprobeerd om illegale drugs onder controle te krijgen door vooral op criminalisering in te zetten. Als die strategie écht had gewerkt, dan zouden ondertussen veel landen vooruitgang hebben geboekt. Maar de drugsmarkten zijn groter en gevaarlijker geworden: meer doden, zieken, criminaliteit, corruptie en geweld. In Antwerpen ondervinden ze dat de laatste jaren aan den lijve, maar wat baten kaars en bril als de uil niet zien wil.

En toch houdt men bij de N-VA vast aan de typische argumenten. “De illegale cocaïnehandel is een miljardenbusiness die levens en gemeenschappen ontwricht.” Wisten we al. Maar men vergeet gemakshalve te vermelden dat het net het illegale karakter van de business is die hem zo winstgevend maakt, en keer op keer avonturiers en professionele criminelen aantrekt. Als 1 kilo cocaïne twee- tot driehonderd keer in prijs stijgt als hij wordt getransporteerd van het land van herkomst naar de Antwerpse haven, hoe wil men dan de handel in die kilo’s structureel ontwrichten? En hoe harder de repressie, hoe winstgevender het criminele verdienmodel dat Valerie Van Peel en Sophie De Wit zo verfoeien. Hoe kunnen we illegale drugs ooit onder controle krijgen, als drugstrafikanten dankzij ons wettelijk kader meer middelen en geld hebben dan de bestrijders?

“Er bestaat ook een crimineel verdienmodel voor alcohol en (namaak)sigaretten.” Het moge duidelijk zijn dat het merendeel van de productie van en handel in alcohol en sigaretten in handen is van legale bedrijven en zakenlui, en slechts een kleine fractie in handen van criminele organisaties. Bij cocaïne en de andere illegaal gehouden drugs is dat de gehele markt. Niet dat ik een grote fan ben van tabaksbedrijven en de alcoholindustrie (commercialisering is nooit een goed idee als het om roesmiddelen gaat), maar het zijn en blijven gewone zakenlui die je allerlei wetten en restricties kunt opleggen, en ter verantwoording kunt roepen als ze zich daar niet aan houden. De strafwet duwt de gehele markt ondergronds, en de kartellui kunnen maar zelden ter verantwoording worden geroepen. Zelfs vanuit de cel opereren ze voort, want ze zijn het criminele verdienmodel dat we hen bieden bijzonder dankbaar. Als wij drugs gaan reguleren, wordt dit gebied juist minder interessant voor illegale drugsproducenten, in vergelijking met plekken waar men vasthoudt aan de war on drugs.

“We zijn gebonden aan internationale verdragen, en de sleutels voor een verandering van koers liggen in internationale, of minstens Europese handen.” Het is de dooddoener om elk debat over alternatieven stil te leggen, al járen. Ten eerste snijdt het argument geen hout: ook vandaag verschilt het drugbeleid van pakweg Zweden, Nederland, Frankrijk, België en Portugal heel erg.  Ten tweede: het is net omdat de internationale verdragen elk debat lijken te verhinderen en omdat een consensus tussen tweehonderd landen op dat vlak nooit meer zal worden gevonden, dat individuele landen hun eigen koers zijn gaan varen. Uruguay, Canada en meer dan tien staten in de VS hebben cannabis gereguleerd ondánks internationale verdragen. De komende jaren zullen steeds meer landen dat voorbeeld volgen.

“Georganiseerde criminelen zullen niet de overstap maken naar de reguliere economie.” Historische studies leren ons iets anders: na het einde van de Drooglegging in de jaren 20 in de VS (het verbod op alcohol) stapte een derde van de illegale alcoholproducenten over naar de reguliere alcoholeconomie. Een derde stapte gewoon uit de business, en een derde bleef nog een tijd illegaal stoken. Natuurlijk, sommige professionele criminelen blijven in een of andere vorm van criminaliteit actief, ook als je drugs gaat reguleren. Dat is nu net een eigenschap van criminelen die van criminaliteit hun beroep maken: ze blijven criminele opportuniteiten uitbuiten. Zulke mensen moet je hoe dan ook bekampen, ook als je drugs hebt gereguleerd. Maar de kans is groot dat ze zich niet erg lang met drugs zullen blijven inlaten, want het criminele verdienmodel zal lang niet meer zo aantrekkelijk zijn als vandaag het geval is.

De voorvechters van de war on drugs verdedigen hun aanpak het makkelijkst als ze kunnen schermen met de aanpak van de criminele dealers, want wie kan niet instemmen met de strijd tegen georganiseerde criminaliteit? Maar ze vallen het snelst door de mand als ze hun aanpak moeten staven met uitspraken over gebruikers. Bart De Wever met de compleet van de pot gerukte term ‘yogasnuivers’ – ik durf het in internationale academische kringen niet gebruiken als grap, uit vrees dat ze me geenszins grappig zullen vinden.

En nu Valerie Van Peel en Sophie De Wit: “Het Belgische model verschilt in de praktijk niet erg veel van het veelgeprezen model in Portugal.” Is het bezit van kleine hoeveelheden drugs (eender welke drug) hier uit het strafrecht gehaald? Lees ik in de visieteksten van koepelorganisaties van drughulpverlening en -preventie niet keer op keer dat de huidige aanpak de hulpverlening aan problematische gebruikers eerder ondergraaft en doorkruist, in plaats van ze ondersteunt? Het Belgische model verschilt eindeloos van het veelgeprezen Portugese model. De waarheid mag ‘eenvoudig’ worden genoemd, maar haar argumenten moeten op hun objectiviteit worden getoetst.