Dringend: een drugsbeleid

Gepubliceerd in De Standaard op 21 maart 2019

Tom Decorte
Wie? Hoogleraar criminologie (UGent).
Wat? Het drugs­verhaal is geen Antwerps probleem, maar een veel ­breder vraagstuk. Onze politici moeten samen op zoek naar een beter en coherenter middelenbeleid.

 

Een parlementaire werkgroep moet de aanpak van het drugsprobleem herbekijken, roept Tom Decorte op. Het is daarbij wijs ook naar het buitenland te kijken.

Granaten ontploffen in Antwerpen-Noord, ketamine duikt op in het nacht­leven, de sluiting van de Kompass Klub in Gent wekt beroering, het verband tussen hoge concentraties THC in wiet en psychoses is nog maar eens bevestigd. We worden overspoeld met berichtgeving over drugs­fenomenen in onze samenleving, en met ideologisch gekleurde analyses en oplossingen. Eén ding is zeker: burgemeesters zitten met de handen in het haar, het lijkt allemaal niet de goede kant uit te gaan en de tijd dringt. Alle betrokken partijen en deskundigen zijn het eens over het belang van de strijd tegen middelenmisbruik en tegen de georganiseerde misdaad. Over de strategie wijzen de neuzen veel te veel in verschillende richtingen.

Drugsfenomenen (en de daarmee samenhangende problemen van welzijn, volksgezondheid, overlast en criminaliteit) zijn bijzonder ingewikkelde maatschappelijke vraagstukken. Ze vragen een geïntegreerde en integrale aanpak. Die termen gebruiken we al lang, niets nieuws onder de zon dus. Maar het Belgische middelen­beleid is NIET geïntegreerd en integraal. Op het lokale vlak bedenkt men eigen oplossingen, bij tegenvallende resultaten wijst men met de vinger naar andere partijen, en in de aanloop naar de verkiezingen rollen de politieke partijen over elkaar met slogans over het eigen grote gelijk.

Aanbevelingen uit 1996

Ik roep de dames en heren politici van dit land op om, over de partijpolitieke grenzen en het rechts versus links gekissebis heen, een parlementaire werkgroep ­middelenbeleid te installeren. Die kan de hele materie grondig analyseren, en alle ­experts en terreindeskundigen ter zake uitgebreid en rustig beluisteren. Die kan ­kennisnemen van wetenschappelijke inzichten uit alle disciplines, en dat uit binnen- en buitenland. De werkgroep kan het plan van aanpak evalueren, hertekenen en actualiseren en daarmee een modern, integraal en ­intern consistent middelenbeleid verwezenlijken.

Laat deze werkgroep nagaan in welke mate het huidige beleid accordeert met de aanbevelingen van de parlementaire werkgroep Drugs die in 1996 (twintig jaar geleden dus) de lijnen uitzette en in welke mate de aanbevelingen van toen werden opgevolgd. In het kader van het Federaal Onderzoeksprogramma Drugs zijn tientallen studies verricht: welke aanbevelingen hebben die opgeleverd en in welke mate zijn ze in het middelenbeleid vertaald? Laat de parlementaire werkgroep voorstellen ontwikkelen om het beleid inzake legale middelen (alcohol, tabak, enzovoort) en diverse illegale middelen op dezelfde uitgangspunten en principes te stoelen.

De huidige aanpak moet worden geëvalueerd aan de hand van de elementaire doelstellingen van ons middelenbeleid ­(gebruik doen dalen, overlast en crimina­liteit doen afnemen en de risico’s van gebruik doen dalen). En als die evaluatie negatief uitvalt, moet de parlementaire werkgroep alternatieve opties zoals decriminalisering of zelfs regulering van middelen ­bestuderen. Interne consistentie betekent daarbij overigens niet noodzakelijk het­zelfde reguleringsregime voor alle middelen. Roesmiddelen kunnen erg van elkaar verschillen inzake gevaarlijkheid, toxiciteit en ­verslavingspotentieel. Dus kan de regulering van het ene middel danig verschillen van het andere. De mate waarin en de wijze waarop roesmiddelen legaal beschikbaar zijn, moet worden bekeken in samenhang met de risico’s ervan.

Nederland gidsland?

Bovendien moet de parlementaire werkgroep de modellen en ervaringen in het buitenland bestuderen. Het drugsverhaal is geen Antwerps probleem, het is een Belgisch, Europees en mondiaal vraagstuk. Ook elders vragen overheden zich af hoe het dan wel moet als een ‘war on drugs’ niet helpt. Nederland is momenteel geen lichtend voorbeeld: het gedoogt wel het bezit en de verkoop van kleine hoeveelheden cannabis via de coffeeshops, maar de productie van cannabis en alle andere drugs gebeurt er door gelijkaardige criminele ­organisaties als hier het geval is. Ook daar is sprake van een erg incoherent beleid.De ervaringen van landen als Portugal, Zwitserland en Canada zijn dan weer wel leerrijk om allerlei redenen. De scenario’s voor een alternatieve koers zijn al uitgeschreven, gedocumenteerd en bedacht – het is tijd om te bezien welk alternatief model de ‘best fit’ voor de Belgische context is.

Het middelenprobleem is een bijzonder groot vraagstuk inzake volksgezondheid en een bezorgdheid voor velen. Spierballen­gerol in tijden van verkiezingen, partij­politieke afrekeningen en morele vingerwijzingen naar deze of gene zullen geen zoden aan de dijk zetten. Deze immense ­uitdaging vraagt niet om geruzie voor de camera, maar smeekt om een sereen en ­genuanceerd debat en overleg over hoe we de neuzen in dezelfde richting krijgen. ­Alleen dan krijgen we uitzicht op over­winningen in de strijd tegen problematisch middelengebruik.